Overweging avondwake van Wiel Meertens

Er zijn mensen die een lopende encyclopedie zijn, een dik woordenboek, een Codex of een geschiedenisboek. Wiel Meertens leek meer op een prentenboek met levendige kleuren, eenvoudige woorden en een onweerstaanbaar verhaal. Hij was kind met de kinderen, je kon hem vinden in het park als het gesneeuwd had, waar hij met kinderen bouwde aan een sneeuwpop of een ford. Je vond hem in zijn houthakkershemd in zijn tuin, struinend door het bos of fluitend in de kelder van de kerk bezig met een nieuw beeld.

Hij voerde zijn kale haan Habakuk en zijn duif Charlotte, had sympathie voor de zwerfkat die een van zijn mussen verschalkt had. Hij leende elke zwerver uit Sittard en omgeving geld en liet zich met een glimlach beduvelen. Op vergaderingen had je niet veel aan Wiel. Dan krabbelde hij de kantlijn vol met tekeningen en zei niet zo veel. En plotseling werd de kantlijn belangrijker dan de tekst, de mens belangrijker dan de regel, de gastvrijheid belangrijker dan de rust.

Als Wiel boodschappen deed kostte hem dat uren, ofschoon hij 20 meter van de supermarkt woonde. Steeds werd hij aangesproken en staande gehouden.

Soms verdween hij naar zijn caravan in het bos, of naar zijn provisorische schildersatelier op zolder.

Ook hier op de Beyart had hij van die dagen, dan bleef hij in bed of op zijn kamer: even niemand zien, even bij zichzelf komen.

Hij werkte als kapelaan in het Wittevrouwenveld hier in Maastricht en in de Baandert in Sittard en was 23 jaar lang pastoor in Vrangendael. Daar mocht ik zijn collega zijn. Niet alleen was hij een fantastische pastoor maar ook een katecheet waar ik mijn licht kon opsteken. Maar het meeste heb ik van Wiel Meertens geleerd hier op De Beyart. Ik heb gezien hoe zijn kwetsbaarheid kracht kan worden, en ontvankelijkheid liefde. Ik heb van hem gezien hoe hij de kramp van het gevecht steeds opnieuw weer kon loslaten in een glimlach.

We kennen allemaal zijn groetende hand, zijn plagende vingertje, zijn sprekende ogen. Daarom kwamen mensen steeds opnieuw graag bij hem terug en was hij geliefd bij de mensen van de verzorging, het restaurant, de receptie, de keuken…Hij is niet weg te denken op het Trefpunt en toch gunnen we hem dat hij sterven mocht.

Toen hij afscheid nam uit de parochie Vrangendael deed hij dat met een grinnik. Het was in die dagen dat er in de krant stond: het paard van Ankie van Grundsven mag de wei in, ‘en ik ook’  zei Wiel.

Het was geen grazige groene wei waarin hij terechtkwam, hij werd niet naar rustige waat’ren gevoerd, of misschien uiteindelijk wel.

Zijn zusje Maria en nichtje Tanja waren die laatste nacht bij hem. Het doet vreselijk veel verdriet hem los te laten. De wereld wordt niet mooier zonder Wiel.

De duif met de gewonde vleugel, zal door iemand anders gevonden worden. Misschien willen wij die iemand wel zijn.

Ik heb in elk geval van hem geleerd dat de kantlijn vaak belangrijker is dan de tekst en veel meer mogelijkheden biedt.

 

naar de vorige pagina ...